→ De Populairste Engelse Woorden 651 - 700 → Comece a aprender / Download de MP3 Flashcards

questão		resposta
calling Present participle van "to call" I've been calling you whole day. começar a aprender		bellen Ik belde je de hele dag.
to wonder I wonder why he did it. começar a aprender		zich afvragen Ik vraag me af waarom hij het deed.
song Do you know this song? começar a aprender		het lied Ken je dit lied?
fault It's not our fault. começar a aprender		de schuld Het is niet onze schuld.
changed Past Simple en past participle van "to change" Some laws should be changed. começar a aprender		veranderd ook: "veranderde", "veranderden" Sommige wetten moeten veranderd worden.
state There are fifty states in the US. começar a aprender		de staat Er zijn fijftig staten in Amerika.
seven My grandmother has seven brothers and sisters. começar a aprender		zeven Mijn grootmoeder heeft zeven broers en zusters.
born Where were you born? começar a aprender		geboren Waar ben je geboren?
less Work is less important than health. começar a aprender		minder Het werk is minder belangrijk dan de gezondheit.
film What is this film about? começar a aprender		de film Waar gaat deze film over?
to ride I like horse riding. começar a aprender		rijden Ik hou van paardrijden.
to explain Can you explain this? começar a aprender		uitleggen Kan je dat uitleggen?
meeting I have a meeting at nine o'clock. começar a aprender		de ontmoeting Ik heb een ontmoeting om negen uur.
class It's more comfortable to travel first class. começar a aprender		de klas Het is meer comfortabel om eerste klas te reizen.
to act Why are you acting this way? começar a aprender		zich gedragen Waarom gedrag je je zo?
none None of them are interesting. começar a aprender		niets, niemand Niets van ze is interessant.
given Past participle van "to give" I have given you this book. começar a aprender		gegeven Ik heb je dit boek gegeven.
finally We finally arrived. começar a aprender		eindelijk We zijn eindelijk gearriveerd.
fool You're such a fool. começar a aprender		de dwaas Je bent zo'n dwaas.
yesterday Yesterday I had an accident. começar a aprender		gisteren Gisteren had ik een ongeluk.
early I woke up very early today. começar a aprender		vroeg Ik werd wakker heel vroeg vandaag.
worth It's not worth it. começar a aprender		waard Het is dat niet waard.
TV I'm watching the TV. começar a aprender		de televisie Ik ben naar de televisie aan het kijken.
future What do you want to do in the future? começar a aprender		de toekomst Wat wil je doen in de toekomst?
sex What sex is your hamster? começar a aprender		de sekse, het geslacht ook: "de seks" Wat is het geslacht van jouw hamster?
strong I'm not strong enough to lift it. começar a aprender		sterk Ik ben niet sterk genoeg om dat te heffen.
army We don't have a big army. começar a aprender		het leger We hebben geen groot leger.
mouth Close your mouth. começar a aprender		de mond Doe je mond dicht.
weren't were + not They weren't at school this week. começar a aprender		was niet, waren niet Zij waren niet op school deze week.
frank To be frank, I don't like you. começar a aprender		oprecht Om oprecht te zijn, ik mag je niet.
to sing Sing with me! começar a aprender		zingen Zing met mij!
bastard You bastard! começar a aprender		de klootzak Jij klootzak!
sun The sun is shining. começar a aprender		de zon De zon schijnt.
certainly He will certainly understand. começar a aprender		zeker Hij zal zeker het begrijpen.
American Are you learning American or British English? começar a aprender		Amerikaans Leer je Amerikaans of Brits Engels?
chief He is the chief officer. começar a aprender		hoofd... Hij is hoofdofficier.
worked Past Simple en past participle van "to work" They worked in England. começar a aprender		werkte, werkten Zij werkten in Engeland.
clothes I need to wash my clothes. começar a aprender		kleren Ik moet mijn kleren wassen.
horse I've never ridden a horse before. começar a aprender		het paard Ik heb nooit eerder een paard gereden.
report We're waiting for your report until tomorrow. começar a aprender		het rapport We wachten op jouw rapport tot morgen.
Christmas Christmas is coming! começar a aprender		de Kerstmis De Kerstmis komt eraan!
to sell He sells fruits and vegetables. começar a aprender		verkopen Hij verkoopt vruchten en groenten.
turned Past simple en past participle van "to turn" He turned right instead of left. começar a aprender		sloeg af, sloegen af Hij sloeg rechts af in plaats van links.
questions Do you have any questions? começar a aprender		vragen Hebben jullie vragen?
dark Why is it so dark here? começar a aprender		donker Waarom is het zo donker hier?
absolutely bijwoord This is absolutely unbelievable! começar a aprender		absoluut, helemaal Dat is absoluut ongelooflijk!
peace Peace and love. começar a aprender		de vrede Vrede en liefde.
month I'm not here for the whole month. começar a aprender		de maand Ik ben weg de hele maand.
movie What was this movie about? começar a aprender		de film Waar gaat deze film over?
lovely Your cat is lovely! começar a aprender		lief, mooi Je kat is lief!

De populairste Engelse woorden 651 - 700

Você deve entrar para postar um comentário.

mais