dicionário norueguês - holandês

Norsk - Nederlands, Vlaams

søt em holandês:

1. zoet zoet


De thee is niet genoeg zoet.
De vrucht is zoet.
Ze proefde van de cake om te zien of hij zoet genoeg was.
Honger maakt rauwe bonen zoet.
Zout water heeft meer drijfvermogen dan zoet water.
Het was zoet.
Mooie bloemen ruiken niet noodzakelijk zoet.
Die appel is zoet.
De koek smaakt zoet.
Slaapwel. Droom zoet.
Lelies ruiken zoet.
Sommige broden zijn zoet.
Deze taart is te zoet voor mij.

2. schattige schattige


Je bent zo'n schattige jongen.
Wat een schattige baby. Kiekeboe!