1. nacht
Dima sliep met 25 mannen in één nacht en bracht ze daarna om het leven.
In één nacht, voegde Dima eraan to.
Bijna alle werknemers weigerden te werken tijdens de nacht.
Dima ging in één nacht met 25 mannen naar bed, en doodde hen achteraf.
De sneeuw heeft de hele stad bedekt gedurende de nacht.
Het was nacht.
Wilt u een pak kopen? vroeg de verkoopster aan Dima, die de geuren van de nacht ervoor met zich meebracht toen hij door de deur liep.
Er werd vorige nacht ingebroken in zijn huis.
Het geluid van het zwaar verkeer heeft mij heel de nacht wakker gehouden.
Met zo'n zachte, heldere nacht als vandaag, krijg ik altijd zin om om middernacht een ommetje te maken.
Nacht geeft raad.
Afgelopen nacht stierf zijn vader in het ziekbed.
De inbreker brak in het huis onder dekking van de nacht.
Om zich voor de politie te verstoppen, bracht Dima de nacht door in een vuilcontainer.
Is het ijs 15 centimeter gegroeid in één nacht? Dat lijkt me sterk!
Holandês palavra "nuit"(nacht) ocorre em conjuntos:
frans H. 2 EFH Voca