1. gebeuren
We zullen zien wat er gaat gebeuren.
Dat is allemaal al eens eerder gebeurd, en het zal opnieuw gebeuren.
Het kan gebeuren dat ik weldra opgeef en liever een dutje ga doen.
Men kan niet weten wat er in de toekomst kan gaan gebeuren.
Laten we eens kijken wat er kan gebeuren in het ergste geval.
Mij is het allemaal gelijk, wat er met mij zal gebeuren.
Dat zal niet gebeuren.
Er moet dringend iets gebeuren.
Ik wilde niet dat dit zou gebeuren.
Ongelukken gebeuren.
Holandês palavra "happen"(gebeuren) ocorre em conjuntos:
2000 Most Used Dutch Words (1/2)